Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ1885

Datum uitspraak2006-10-17
Datum gepubliceerd2006-11-10
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDordrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/43942
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanvraag / beslistermijn. Namens eiser is op 8 september 2006 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Ingevolge artikel 42, eerste lid, Vw 2000 wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Aangezien eisers aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning dateert van 19 juli 2006, was bovengenoemde beslistermijn nog niet verstreken ten tijde van het instellen van het beroep. Voor het oordeel dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag bestaat derhalve geen grond. De omstandigheid dat aan eiser de maatregel van vreemdelingenbewaring is opgelegd, maakt voorgaande niet anders. Voor zover namens eiser is bedoeld een beroep te doen op artikel 59, vierde lid, Vw 2000, overweegt de rechtbank dat de termijnen die daarin worden genoemd - nog daargelaten de vraag of die in het onderhavige geval zijn overschreden - op de duur van de bewaring zien en geen beslistermijn behelzen in afwijking van artikel 42 Vw 2000. Eiser heeft derhalve op een tijdstip dat er nog geen sprake was van het ingevolge artikel 6:2 Awb voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, beroep ingesteld. Nu het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit prematuur is ingesteld, is de rechtbank kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen.


Uitspraak

RECHTBANK ‘S GRAVENHAGE Sector Bestuursrecht Vreemdelingenkamer Zitting houdende te Dordrecht procedurenummer: AWB 06/43942 uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht inzake [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. F.A.M. te Braake, advocaat te Goes, tegen de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te 's-Gravenhage, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Eiser heeft op 19 juli 2006 een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag heeft eiser bij faxbericht van 8 september 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (verder te noemen: de Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is. De rechtbank heeft aanleiding gezien om met toepassing van voormelde bepaling het onderzoek in deze zaak te sluiten. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk gesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Namens eiser is aangevoerd dat zijn asielaanvraag dateert van 19 juli 2006, hij op 2 augustus 2006 in vreemdelingenbewaring is gesteld en verweerder derhalve ten tijde van het instellen van beroep reeds een besluit had moeten nemen op de aanvraag. De rechtbank overweegt het volgende. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Aangezien eisers aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning dateert van 19 juli 2006, was bovengenoemde beslistermijn nog niet verstreken ten tijde van het instellen van het beroep. Voor het oordeel dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag bestaat derhalve geen grond. De omstandigheid dat aan eiser de maatregel van vreemdelingenbewaring is opgelegd, maakt voorgaande niet anders. Voor zover namens eiser is bedoeld een beroep te doen op het bepaalde in artikel 59, vierde lid van de Vw 2000, overweegt de rechtbank dat de termijnen die daarin worden genoemd – nog daargelaten de vraag of die in het onderhavige geval zijn overschreden – op de duur van de bewaring zien en geen beslistermijn behelzen in afwijking van artikel 42 van de Vw 2000. Eiser heeft derhalve op een tijdstip dat er nog geen sprake was van het ingevolge artikel 6:2 van de Awb voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over beroep met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit, beroep ingesteld. Nu het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit prematuur is ingesteld, is de rechtbank kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen. Mitsdien beslist de rechtbank als volgt. 3. Beslissing De rechtbank 's-Gravenhage, - verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen. Aldus gegeven door mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechter, en door deze en mr. J. van de Meerakker, griffier, ondertekend. De griffier, De rechter, Uitgesproken in het openbaar op: 17 oktober 2006 Afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende verzet doen door het indienen van een verzetschrift bij de rechtbank (sector bestuursrecht), p/a rechtbank Dordrecht, postbus 7003, 3300 GC Dordrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.